Wetboek van Strafvordering
Artikel 126c
1
De officier van justitie kan bij dringende noodzakelijkheid ter inbeslagneming elke plaats, alsmede een woning zonder toestemming van de bewoner of een kantoor van een persoon met bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 doorzoeken indien zich daar vermoedelijk bescheiden of gegevens als bedoeld in artikel 126a of voorwerpen als bedoeld in artikel 94a bevinden.
2
Artikel 97, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AE3564, Cassatie, 00053/01 B
Rechtsoort
Straf
Datum uitspraak
21-01-2003
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Cassatie
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Hoge Raad21 januari 2003 Strafkamer nr. 00053/01 B KD/SM Hoge Raad der Nederlanden Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 7 december 2000, nummer 03/008038-00, naar aanleiding van een door de Rechter-Commissaris, belast met de behandeling...